Boek: Bornstein,
M.H. & Lamb, M.E. (1992). Development in Infancy: An introduction.
Extra: artikelen
en hoofdstuk 10 uit: Miller, S.A. (1998). Developmental research methods. (Ook
gebruikt in BC-I)
WEL
Theoretische
achtergrond (H1)
Methoden van
onderzoek (H3)
Biologische / motorische
ontwikkeling (H4)
Ontwikkeling van
zenuwstelsel (H5)
Perceptuele
ontwikkeling (H6)
Mentale
ontwikkeling (H7)
Representaties en
spel (H8)
Taalontwikkeling
(H9)
Eventueel extra
discussiecollege over creche-onderzoek (deel H2)
NIET
Sociale omgeving (H2)
Emoties,
Temperament (H10)
Sociale
ontwikkeling (H11)
Mijlpalen
Vermogens
van baby’s op iedere leeftijd
Diversiteit
/ individuele verschillen
Kunnen
interpreteren van gerapporteerd onderzoek
Kunnen
nazoeken en beoordelen van wetenschappelijke onderbouwing
Doelstellingen
van de test
Voorspellend
vermogen van testen
Ervaring
met afnemen van BOS 2-30 en de bijkomende complicaties
Historie
van baby-onderzoek
Theoretisch
kader van onderzoek
Centrale
vraagstukken in het baby-onderzoek
Iedere student
test 1 baby tussen 2 en 30 maanden met de Bayley Ontwikkelingsschalen 2-30
(BOS). Hiervoor moet iedere student in principe zelf een kind tussen 2 en 30
maanden regelen (4 baby’s zijn tot dusverre beschikbaar). Er is een
omschrijving van de testsessie die je kan gebruiken bij de werving van een
ouder met kind.
Testdata zijn: 12
juni, 19 juni, 26 juni, 3 juli. Tijden zijn: of van 9 tot 10 uur, of van 10 tot
11 uur. Per uur kunnen er telkens 2 testen simultaan afgenomen worden. Er is
een schema waarin de testdatum van je kind ingevuld kan worden.
Studenten werken
in groepjes van 2. Bij de afname scoren beide studenten, degene die de test
afneemt en de ander achter de ruit. 2 andere studenten maken aantekeningen over
het verloop van de afname.
5 juni is er een
college van Judy Briët, werkzaam als psychologe aan het AMC, Emma
Kinderziekenhuis afdeling neonatalogie. Voor beoordeling van patienten en voor
onderzoek neemt zij zeer geregeld psychologische testen af bij baby’s.
Zij zal een introducerend college geven over de afname en rapportage van de BOS
2-30.
Er zijn twee
testen beschikbaar, die op 1014 opgehaald kunnen worden en in het gebouw moeten
blijven! Het is zéér belangrijk dat de testen compleet blijven.
Er is 1 set videobanden (op 1014) met testinstructie die in A1011 afgekeken kan
worden. Daarvoor kun je je inschrijven om zeker te weten dat de kamer
beschikbaar is.
Voorbereiding van
het practicum bestaat uit de volgende onderdelen:
De testresultaten
moeten gerapporteerd worden in een kort verslag. Hiervoor moet de score van het
kind bepaald worden op de mentale en de motorische schaal. Deze scores moeten
omgerekend worden naar standaardscores. De gedragsobservatielijst moet
geïnterpreteerd worden. De testscore op beide schalen moeten vervolgens
gerapporteerd worden in samenhang met de gedragsobservatielijst. Verder moet
gerapporteerd worden hoe de sessie verlopen is en of, volgens de testafnemer,
een betrouwbaar beeld verkregen is van de vermogens van het kind (zie ook
gedragsobservatielijst).
Aan het einde van
ieder college is een kwartier tijd om vragen te stellen over de BOS.
Data: 12-6, 19-6,
26-6, 3-7
Van 9 tot 11
testen in AV-units B11 en B12
Van 11 tot 13
evaluatie video in collegezaal (A302)
Literatuur:
Bornstein, M.H.
& Lamb, M.E. (1992). Development in Infancy: An introduction. 3rd ed.
Artikelen (zie hieronder, zitten in een map).
2 stukken van het
methodeboek van BC1 (Miller, S.A. (1998). Developmental research methods. 2nd
ed.): hoofdstuk 10 en pagina 62 – 70.
Handleiding van
de BOS 2-30.
10-4 Inleidend college, introductie BOS,
Wetenschappelijke vraagstukken
17-4 Methoden en technieken / Nature Nurture
Hoofdstuk 1 + 3
Hoofdstuk 10 Miller (1998)
Meltzoff & Moore, 1977 + commentaar
Opdracht
24-4 Biologische ontwikkeling / motoriek / Niet-lineaire dynamica
Hoofdstuk 4, 5
Hopkins & Butterworth, 1997
Clark & Phillips, 1993
8-5 Perceptuele ontwikkeling /
voorspellende maten / habituatie, preferential looking
Hoofdstuk 6
McCall and Carriger, 1993
Wattam-Bell, 1996a, 1996b
15-5 Mentale ontwikkeling
Hoofdstuk 7
Spelke et al., 1992
Haith, 1998
22-5 Representaties, spel
Hoofdstuk 8
???
Miller (1998) – pag. 62-70.
29-5 Taalontwikkeling
Hoofdstuk 9
Goorhuis, S.M. & Schaerlaekens, A.M. (2000). Hoofdstuk 1 t/m 4.
5-6 Inleidend college over BOS en gebruik in de
praktijk.
10-7 Tentamen
De stof voor
ieder college moet vantevoren gelezen worden. Voor ieder college is er een
opdracht die op het college (of ervoor per e-mail) ingeleverd moet worden. De
opdracht gaat over de stof die je voor het komende college moet lezen. In
totaal zijn er 6 opdrachten.
Theorie (4 punten):
6 opdrachten worden beoordeeld met 0, 1 of 2. Cijfer voor opdrachten = aantal
punten. Tentamen aan het einde van
de cursus geeft tweede cijfer. Gemiddelde van beide cijfers geeft cijfer van de
theorie.
Practicum (3
punten): 2 verslagjes inleveren: van je eigen testafname en van die van je
tweede score.
Totale cijfer is
gewogen gemiddelde van theorie en practicum.
Ieder college is
zo ingericht dat de stof van het boek besproken wordt voor de pauze. Ik zal een
kort overzicht geven van het hoofdstuk en duidelijk maken wat wel en wat niet
belangrijk is. Aan de hand van vragen zullen we dieper op de stof ingaan. Na de
pauze gaat het college over de extra gelezen stof. Het is de bedoeling dat dit
een meer discussiekarakter krijgt. Het laatste kwartier van de bijeenkomst wil
ik gebruiken om vragen over de BOS te bespreken. Bij voorkeur moet je die
vragen even van te voren naar me e-mailen, zodat ik er al even naar heb kunnen
kijken.
Naar schatting:
1,5 dag per week
lezen en opdrachten maken.
0,5 dag per week
voorbereiden van de BOS afname.
0,5 dag per week
college.
GMU’s online
resources for developmental psychology
(introductie op
vele onderwerpen en vele verwijzingen internationale onderzoeksinstituten en
informatiebronnen)
(voor
professionals en onderzoekers die met kleine kinderen werken)
Early child care, NICHD study, more details
(webpagina’s
van een grote Amerikaanse studie naar de invloed van crechebezoek op jonge
leeftijd op later cognitief en sociaal functioneren. Deze studie speelt een
belangrijke rol in de huidige publieke discussie in Nederland).